Een tennisarm of epicondylitis lateralis is een veelvoorkomende aandoening waarbij pijn aan de buitenkant van de elleboog optreedt. Soms straalt deze uit naar de onderarm, pols en hand. Slechts een klein deel van de mensen met een tennisarm, tennist ook daadwerkelijk.
De spieren die de pols en vingers strekken noemen we de ‘onderarm strekkers ‘. Ze lopen vanuit de hand helemaal door tot aan de buitenkant van de elleboog. Hier hechten ze via pezen aan op het bot van de bovenarm (de humerus). Bij de tennisarm is juist dit peesweefsel ontstoken.
De oorzaak wordt gevonden in het veelvuldig aanspannen van de onderarm spieren wat overbelasting veroorzaakt. Dit veroorzaakt langdurige trek op het peesweefsel en het botvlies.
Meestal ligt het steeds herhalen van dezelfde polsbewegingen ten grondslag aan het ontstaan van de klachten. Denk aan schilderen, computerwerk, tuinieren, poetsen, het werken met een schroevendraaier of sporten als tennis en padel.
De klachten ontstaan normaal gesproken geleidelijk maar kunnen ook acuut opspelen. Meestal is er dan al langere tijd sprake van degeneratie (=vermindering van kwaliteit) van het peesweefsel, maar gaf dit vooralsnog geen klachten.
De diagnose wordt gesteld aan de hand van het lichamelijk onderzoek. Een simpele thuis-test is het bovenhands oppakken van een stoel. Dit geeft de typische pijnklachten die horen bij een tenniselleboog.
In sommige gevallen zijn de klachten niet zo makkelijk te beschrijven en blijven ze ook veel langer bestaan dan men in eerste instantie zou denken. Mogelijk is dan wat anders aan de hand maar lijken de klachten sterk op die van een tennisarm. Te denken valt aan een zenuwprobleem of klachten die ontstaan vanuit de nek.
De behandelingen bestaan voornamelijk uit: